PERZIKPEER VAN ESPEREN.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

AFKOMST: door den Majoor ESPEREN te Mechelen uit het zaad gewonnen; wij ontvingen de eerste boompjes van den heer L. de BAVAY te Vilvoorden.

VORM: het Handbuch geeft eene meer ronde figuur dan de onze; de soort wisselt nog al af in vorm, komt bij ons ook wel korter voor en is dan bij den steel minder ingebogen.

GROOTTE: van de vierde, zelden grooter dan de afgebeelde vrucht.

KELK: open, de kelkbladeren stijf, hoornachtig, in eene bijna vlakke holte, die met kleine ribjes of vouwen omgeven is.

STEEL: dik, houtachtig, meestal eenigzins zijdelings als ingestoken en dan iets gebogen, met lage bultjes omgeven.

KLEUR: olijf kleurig geel, bij ons aan de zonzijde met eenig bruinrood als gevlekt, aan kelk en steel en ook wel hier en daar elders met een weinig dunnen, kaneelkleurigen roest, somtijds met kleine stippen, vooral om den kelk.

VLEESCH: roomwit, met eenige groenwitte aderen vooral onder de schil, saprijk, wanneer de vrucht op den juisten tijd is geplukt ook smeltend, om de cellen een weinig korrelig, tamelijk aangenaam, eenigzins geurig; de cellen zijn klein, de pitten middelmatig, aan het spitse einde als van weerhaakjes voorzien.

TIJD VAN GEBRUIK: Augustus; - van den tweeden rang voor het dessert, op beteren grond en in een warmer klimaat misschien van den eersten; BALTET en OBERDIECK prijzen ze zeer.

De VRUCHT moet groen geplukt worden; zoo ze aan den boom rijp, d. i. meer geel wordt, is ze smakeloos.

De BOOM groeit sterk, is zeer gezond, bij ons ook vruchtbaar; de eenjarige takken zijn sterk, geelachtig olijf kleurig, aan de zonzijde bruinrood, de bladeren meestal iets gebogen, spits en sterk getand; de boom vormt eene schoone piramide, waarvoor wij hem ook alleen aanbevelen; voor leiboomen zijn er betere soorten, aan hoogstamden blijft de vrucht wat klein.