BEURRÉ CAPIAUMONT.

Afbeelding  26a,   26b,   26c.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

eurré de Capiaumont

(SERRURIER, deel II, pag. 373; HOGG , the Fruit Manual; Journal de Lyon).

Beurré Capiaumont

(Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, No. 16).

Die Capiaumont

(Handbuch II, S. 93; L. MÜLLER, Obstk., S. 96, No. 9).

Cartheuserin

Capiaumonts Herbst Butterbirn

(BALTET, Auswahl etc., S. 21, No. 53; E.LUCAS, Abb. Württ. Obsts., tab. I, met eene fraaie afbeelding; Deutsches Obstcabinet, Lief. 9, tab. 7).

Calebasse Vasse

(Catalogue of the Fruits, No. 62).

Poire Aurore

DECAISNE, livr. 18.

De la Glacière

DECAISNE, livr. 18.

Capiaumont

(Jaarboek voor Hofbouwkunde, Gent, 1865, pag. 73-75).

 

AFKOMST: gewonnen door den Heer CAPIAUMONT, apotheker te Bergen in Henegouwen; de boom droeg in 1787 de eerste vruchten; sommigen willen de Beurré Aurore van deze soort onderscheiden; wij ontvingen onder beide namen van verschillende zijden altijd dezelfde.

VORM: somtijds iets langer dan de afgebeelde vrucht, overigens zeer regelmatig.

GROOTTE: van de derde.

KELK: wijd open, met korte en spitse blaadjes, die meestal stervormig over de zeer vlakke holte teruggeslagen zijn.

STEEL: middelmatig, vrij dik, houtachtig, dikwijls bij zijne aanhechting eenigzins vleezig, meestal scheef, als ingestoken.

KLEUR: vruchten, die in de schaduw gerijpt zijn, missen het rood en zijn geheel kaneelkleurig, hier en daar met grauwe stipjes; de huid is eenigzins ruw.

VLEESCH: witachtig, fijn, saprijk, bij ons meestal smeltend, aangenaam rinsch, volgens BALTET met een anijsgeur , dien wij evenwel niet ontdekken, eenigzins korrelig om de cellen, die tamelijk groot zijn en slechts zeer onvolkomene, zwartbruine pitten bevatten.

TIJD VAN GEBRUIK: October, van tijd tot tijd rijp wordend; zij duurt drie of vier weken; de vrucht mag niet te laat geplukt worden, b.v. van 25-30 September; - van den eersten rang voor tafel en huishouding. Deze variëteit wordt door buitenlandsche pomologen zeer verschillend beoordeeld; het schijnt dat ze in het Noorden van Duitschland en bij ons beter is dan in Frankrijk, waar men ze voor „compotes" aanbeveelt.

De BOOM groeit gematigd, wordt niet groot en is zeer vruchtbaar; de zomertakken zijn van gemiddelde lengte, slank, licht grauwbruin, met eenig grauwgroen en grauwbruine stippen; het blad is zeer verschillend. Deze soort is als hoogstam en als pyramide te kweeken.