DUCHESSE D'ANGOULÊME.

Afbeelding  30a,   30b,   30c.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

uchesse d'Angoulême

(AUDUSSON) (Ann. de Pom., l, pag. 21; DECAISNE, livr. 18, tab. 2; Catalogue of the Fruits, No. 207; HOGG , the Fruit Manual; Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, No. 46).

Poire des Eparonnais

Poire des Pézenas

Herzogin von Angoulême

(Handbuch, II, S. 155; BALTET , Auswahl, S. 24, No. 63).

 

AFKOMST: uit Frankrijk, door den kweeker AUDUSSON in den handel gebracht, eerst onder den naam Poire des Eparonnais, later, na verkregene vergunning, als Duchesse d'Angoulême.

VORM: nu eens wat lager dan ze bij DECAISNE is afgebeeld, dan weder hooger, altijd min of meer bultig.

GROOTTE: van de eerste; men vindt niet zelden vruchten die 6 Ned. ons wegen.

KELK: open, fijn- en spitsbladerig, grauwgroen, in eene van ribben, vouwtjes, dikwijls ook van bulten omgevene, nauwe holte, die meestal met roest bedekt is.

STEEL: betrekkelijk lang, dik, houtachtig, aan de vrucht eenigzins vleezig, meestal een weinig scheef, als ingestoken, van vouwtjes en bultjes omgeven.

KLEUR: zeer getrouw in onze afbeelding teruggegeven, aan den boom meer grasgroen, met groote, grauwe stippen, dikwijls ook met dunnen, grauwen roest.

VLEESCH: roomwit, grofkorrelig even als dat van de meeste groote peren, doch zeer saprijk, smeltend, aangenaam zoet, eenigzins gemuskeerd of liever kalmus-achtig; de pitten zijn klein, de cellen in verhouding van de vrucht, van vele steenkorrels omgeven.

TIJD VAN GEBRUIK: November en begin van December; - van den eersten of tweeden rang voor het dessert, vooral om hare sierlijkheid en grootte, voor eene goede dessertpeer te grof van vleesch.

De BOOM groeit goed, is zeer vruchtbaar en zet vele bloemknoppen, welke zeer kenmerkend lichtbruin gekleurd zijn, aan de einden der takken; de zomertakken zijn geelachtig bruin gestippeld, aan den top wollig; de geheele vegetatie is zeer kennelijk; de soort is voor alle vormen geschikt, moet bij voorkeur op kwee veredeld worden, en verlangt eene beschutte standplaats. Er is ook eene bonte variëteit, welke fraaie, geel en rood gestreepte takken en vruchten draagt, doch iets teederder van groei is.