DES DEUX SOEURS.

Afbeelding  32a,   32b,   32c.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

es deux Soeurs

(ESPEREN) (Ann. de Pom., 5, pag. 27; Journal de Lyon; DECAISNE , livr. 54, tab. 3).
Die Schwesterbirne (Handbuch, V, S. 119; BALTET, Auswahl, S. 22, No. 57).
Deux Soeurs (HOGG, the Fruit Manual).

 

AFKOMST: door den majoor ESPEREN gevonden in den tuin van de gezusters KNOOP te Mechelen; hij noemde ze daarom de twee Zusters.

VORM: altijd gelijk, regelmatig, fraai.

GROOTTE: van de tweede.

KELK: open, klein, kortbladerig, grauw, meestal opstaande, in eene nauwe, ondiepe holte, welke van eenige vouwtjes en van een weinig roest omgeven is.

STEEL: 0.02 lang, houtachtig, bruin, ingestoken, van eenig vleesch omgeven, hetwelk om de steel als opgehoopt staat, en waardoor deze meestal scheef is.

KLEUR: als in de afbeelding, met eenige groene en roestige vlekjes en fijne, bruine stippen als bezaaid.

VLEESCH: roomwit, fijn, saprijk, zoetachtig, frisch, zeer aangenaam; de smaak herinnert eenigzins aan dien van amandelen; de cellen zijn klein, met zwartbruine pitten en van weinige korrels omgeven.

TIJD VAN GEBRUIK; October en November; - van den eersten rang voor het dessert.

De BOOM groeit zeer goed, doch vormt geene fraaie pyramide; de eenjarige takken zijn lang, slank, licht grauwbruin, met kleine stippen, de bladeren gewoonlijk lang, met eene spitse, eenigzins gebogene punt, meestal ongezaagd, naar den punt een weinig fijngetand, donkergroen, zeer glanzig, langgesteeld; een bijzonder kenmerk is dat de huid der twee- en driejarige takken eerst gedeeltelijk en later geheel openberst en van den boom valt, zoodat dit hem een onoogelijk aanzien geeft. Deze soort kan als pyramide of als leiboom dienen; men snoeie ze, ten einde een goeden vorm te verkrijgen, kort op goed ontwikkelde knoppen, en trachte de minder gunstige knoppen door insnijding daarboven tot ontwikkeling te brengen, anders blijft de boom van beneden naakt en groeit hij steeds naar boven; van leiboomen snijde men in de eerste jaren de hoofdtakken eveneens kort op twee of drie knoppen af; in ons klimaat moet de soort niet op kwee veredeld worden.