CURÉ.

Afbeelding  42a,   42b,   42c.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

oire du Curé (DECAISNE, I, livr. 2; Journal de Lyon, Ann. de Pom., II, 22).
De Clion
Monsieur
Monsieur le Curé
Bon Papa.
Belle Andréine (Beschrijving der vruchtsoorten , eerste reeks, No. 6).
Belle Adrianne
Belle Adrienne
Belle de Berry
Cueillette d'hiver
Belle Héloïse
Grosse allongée
Du Pradel
Vicar of Wakefield
Comice de Toulon
Vicar of Winkfield (Catalogue of the fruits, N0. 423; HOGG, the Fruit Manual, 3d ed, pag. 335; J. A. DOWNING, the Fruits etc., 1866).
Dumas
Paternoster
Anne du Bourg (Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, No. 92).

 

AFKOMST: door een pastoor gevonden in de bosschen by Clion in Frankrijk; vandaar de naam Curé; later werd zij van Parijs naar Engeland gezonden en wel aan den heer RHAM , geestelijke te Winkfield in Berkshire, waardoor zij den naam Vicar of Winkfield verkreeg.

VORM: zeer regelmatig.

GROOTTE: van de eerste.

KELK: open, met lange, zwarte, stervormig over de vrucht teruggeslagene, dikwijls ontbrekende kelkbladeren, dikwijls scheef, in eene nauwe, bijna vlakke holte.

STEEL: 0.025-0.03, houtachtig, donkerbruin, een weinig scheef, ingestoken.

HUID: dik , glad, groenachtig geel, later lichtgeel, aan de zonzijde een weinig rood, met fijne, grauwe stippen, die in het rood door een geel kringetje omgeven zijn.

VLEESCH: geelachtig wit, eer grof dan fijn, half smeltend, vrij saprijk, bij ons zeer weinig geurig.

KLOKHUIS: betrekkelijk klein, van vele fijne steenkorrels omgeven, met middelmatige cellen en meestal onvolkomene pitten.

GEBRUIK: November-December; - van den derden rang voor het dessert, van den tweeden rang voor de keuken, als siervrucht zeer bemind.

De BOOM groeit sterk en is zeer vruchtbaar; de twijgen zijn lang, slank, naar den top eenigzins gebogen, grauwbruin, met fijne stippen; de knoppen stomp, op weinig verhevene dragers; de scheuten slank, olijf kleurig met bruin; de bladstelen 0.04-0.045; de bladeren bijna rond, weinig gepunt, diep, regelmatig en scherp getand, donker glanziggroen, opgebogen.

Deze soort is als hoogstamde kroonboom en als pyramide aan te bevelen en ook op kwee te enten.