BEURRÉ GIFFARD.

Afbeelding  49a,   49b,   49c.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

eurré Giffard (CHARLES BALTET, Culture du Poirier , fol. 41; DECAISNE, Jardin Fruitier, T. V ; Annales de la Société d'Horticulture de Paris et centrale de France; HOGG , the Fruit Manual; DOWNING, pag. 461; Ann. de Pom., V).
Giffard's Butterbirne (Handbuch, V, S. 385).

 

AFKOMST: volgens DECAISNE werd deze soort gewonnen door den boomkweeker GIFFARD te Saint-Nicolas, dép. Maine et Loire.

VORM: zeer standvastig.

GROOTTE: van de derde, somtijds grooter dan de afgebeelde vrucht.

KELK: open, met lange, hoornachtige blaadjes.

STEEL: lang, houtachtig, zelden zoo krom als de afgebeelde.

HUID: zeer dun, groenachtig geel, met bruine stipjes bezaaid, aan de schaduwzijde een weinig roestig, met bruinen, soms rooden roest om den steel.

VLEESCH: wit, zeer fijn, saprijk, zoet, verfrisschend, van een aangenamen geur.

KLOKHUIS: middelmatig, ovaal, somtijds van enkele steenkorrels omgeven, zelden evenwel bij goed ontwikkelde vruchten; cellen en pitten zijn middelmatig, de laatste lichtbruin.

GEBRUIK: einde van Juli en begin van Augustus ; - van den eersten rang voor het dessert, eene der beste zomerperen.

De BOOM groeit zwak en onregelmatig, maar is zeer vruchtbaar. De twijgen zijn slank, donker violetbruin, met langwerpige stippen; de knoppen eenigzins van den tak afwijkend, vrij spits; de scheuten matig lang, meestal violetachtig, somtijds eenigzins wollig; de bladeren middelmatig, langwerpig, bijna glad, langgesteeld.

Ofschoon deze soort voor alle vormen wordt aanbevolen, bevelen wij haar bijzonder aan voor leiboomen, pyramiden en voor de potcultuur. Op kwee wordt de boom niet oud; daarom is het beter hem alleen op wildstam te veredelen.