ZÉPHIRIN GRÉGOIRE.
Rassenlijst: Peren Kersen Pruimen Abrikozen Perziken.
| éphirin Grégoire (Grégoire) | (Beschrijving der vruchtsoorten, III, No.160; DECAISNE, Jardin Fruitier, livr. 83, pag. 250; Ann. de Pom., 3, f. 19; CH. BALTET , Bonnes Poires , 3me ed., p. 74; HOGG, the Fruit Manual; DOWNING , the Fruits ; Handbuch, II, S. 343; L. MÜLLER, Obstkunde, No. 86, S. 126). |
| Grégoire de Jodoigne | (in Frankrijk). |
AFKOMST: volgens DECAISNE werd deze uitmuntende variëteit door den heer GRÉGOIRE te Jodoigne uit zaad gewonnen, en werden in 1843 de eerste vruchten door hem geplukt.
VORM: onregelmatig, somtijds nog meer bultig dan de afgebeelde vrucht.
GROOTTE: van de vierde.
KELK: klein, onregelmatig, meestal half open en bladerloos, in eene kleine, van bulten omgevene holte.
STEEL: kort, dik, vleezig, op de vrucht, somtijds een weinig ingedrukt of ingestoken, veelal eenigszins scheef geplaatst.
HUID: dun, groen, later dof geelachtig groen, van fijnere en grovere, bruine stippen en eenige zwartachtige vlekjes voorzien en met dun, kaneelkleurig roest overtogen.
VLEESCH: roomwit, zeer saprijk, smeltend, zeer zoet en geurig, alleraangenaamst.
KLOKHUIS: middelmatig, van enkele, fijne korreltjes omgeven, met middelmatige cellen en dergelijke, donkerbruine, volkomene pitten.
GEBRUIK: November-Februari, niet alleen in ons land, maar volgens verscheidene auteurs ook elders. Alleen DECAISNE maakt hierop eene uitzondering, daar hij September en October als tijd van rijpwording noemt. Hij heeft zich hierin waarschijnlijk vergist. - Van den eersten rang voor het dessert.
De BOOM groeit goed, vormt eene fraaie pyramide en is zeer vruchtbaar. De twijgen zijn olijfgroen met bruin, grijs gestipt; de knoppen kegelvormig, van den twijg afstaande, op verhevene dragers; de scheuten geelachtig bruin met olijf kleur, met ovale, onregelmatig verspreide stippen, een weinig wollig aan den top; de bladstelen 0.02 lang; de bladeren breed, rond, stomp getand, stomp, lichtgroen, aan den voet ovaal.
Voor alle vormen aan te bevelen.