BEZY DE KRESETITZ.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

AFKOMST: van den heer OBERDIECK als Graf Canal von Malabaila en van den heer NARC. GAUJARD te Wetteren bij Gent als Bezy de Kresetitz ontvangen. Van Duitsche zijde op de mogelijke synonymie dier beide benamingen opmerkzaam gemaakt, hebben wij na nauwkeurig onderzoek bevonden dat die werkelijk bestaat.

VORM: zeer regelmatig, somtijds iets korter dan de afgebeelde vrucht.

GROOTTE: van de derde.

KELK: open, met spitse, hoornachtige blaadjes, in eene ondiepe, schotelvormige holte, waarin slechts zeer weinig roest voorkomt, en die van eenige kleine verhevenheden omgeven is.

STEEL: dik, houtachtig, donkerbruin, meestal eenigszins gekromd, van vleeschbultjes omgeven.

HUID: glad, glanzig, eerst geelachtig groen, bij volkomene rijpheid in groenachtig geel overgaande, aan de zonzijde somtijds een weinig blozend, met vele lichtbruine stippen en dun, kaneelkleurig roest.

VLEESCH: geelachtig wit, fijn, saprijk, smeltend, frisch, aangenaam, geurig, te vroeg gebruikt

eenigszins zuur of wrang.

KLOKHUIS: langwerpig ovaal, rondom van steenkorrels omgeven, met vrij ruime, lange cellen en dikwijls onvolkomene pitten.

GEBRUIK: December-Februari; even als enkele andere soorten moet men ook deze niet te vroeg plukken en zeer rijp laten worden; - in dit geval kan men ze van den eersten rang voor het dessert rekenen.

De BOOM groeit goed, neemt een goeden vorm aan en is zeer vruchtbaar. De twijgen zijn olijfkleurig grauw, met grijze stippen; de knoppen zwart, spits kegelvormig; de scheuten middelmatig, min of meer stomp, olijfkleurig bruin, fijn gestipt; de bladstelen 0.02-0.03 lang; de bladeren breed ovaal, een weinig gebogen, ondiep en stomp getand, spitspuntig, glanzig lichtgroen.

Aan te bevelen als pyramide en leiboom, ook op kwee.