NECTARINE-PRUIM.

Afbeelding  1a en b,   1c en d.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

othe Nectarine

(Handbuch, III, S. 295).

Nectarine (Catalogue of the Fruits, No. 82, met de synoniem Caledonian, ofschoon die niet tot deze soort behoort)
Howell's Large
Imperial
Peach
Prune Pêche (HOGG, the Fruit Manual).

 

Bij vele pomologen schijnt verwarring te bestaan van de Nectarine-pruim met de Caledonian en de Goliath, daar men dezelfde synoniemen nu eens bij deze, dan weder bij gene soort vindt opgegeven. De Goliath moet iets langwerpiger („oblong", hogg), - de Caledonian rond, blaauw en later rijp zijn dan de Nectarine, waarover wij nu handelen.

In de Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, No. 8, namen wij deze soort op met den hoofdnaam Caledonian; bij later onderzoek bleek ons , dat deze naam aan eene andere soort toekomt, zoo als boven is vermeld. De Catalogue of the Fruits geeft zoowel aan de Goliath (No. 56) als aan de Nectarine het synoniem Caledonian.

 

AFKOMST: volgens het Handbuch uit Engeland; wij ontvingen deze soort van OBERDIECK te Jeinsen.

VORM: als in de afbeelding, rond, naar den steel sterk platgedrukt, naar de stempelpunt een weinig rond in omvang afnemend; de stempelpunt in eene kleine, bijna vlakke holte; de rugzijde hooger dan de buikzijdc, waardoor de vrucht een weinig scheef is; de naad is matig diep, naar de stempelpunt gewoonlijk dieper.

GROOTTE: van de tweede der ronde pruimen.

STEEL: bijna een Ned. duim lang, dik, onbehaard, regt, eenigzins ruw, in eene naauwe, matig diepe holte, die aan de eene zijde der vrucht lager begrensd is dan aan de andere.

KLEUR: als in de afbeelding, - violet met eenig rood vermengd, met witte, onregelmatig verdeelde stippen en een dun, witblaauw waas.

VLEESCH: groenachtig met bruingeel, vrij vast, zeer saprijk, aangenaam zoet.

STEEN: van middelbare grootte, bijna los van het vleesch.

TIJD VAN GEBRUIK: 1-15 Augustus; van den eersten rang voor de tafel.

De BOOM groeit matig; de eenjarige takken zijn stevig; het blad is groot, donker groen, de bladsteel van groote, ongelijk staande klieren voorzien; deze soort is vooral als pyramide en als leiboom aan te bevelen; alsdan is ze vruchtbaar, hetgeen als hoogstamde minder het geval is.