WITTE EIJERPRUIM.

Afbeelding  8a en b,   8c en d.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

itte Eijerpruim (KNOOP, II, fol. 20; SERRURIER, tweede deel, fol. 445).
Magnum bonum, White (Catalogue of the Fruits, 78).
Yellow magnum bonum (HOGG, the .Fruit Manual).
Grosse glänzende Albertspflaume
Askew's golden Egg
Dame Aubert
Dame Aubert blanche (B. LANGLEY, Pomona or the Fruit Garden illustrated, 1729).
Dame Aubert jaune
Grosse Luisante
Impériale blanche
Egg Plum
Wentworth
White Holland
White Mogul
Gelbe Eierpflaume (Handbuch, III, S. 393; L. MÜLLER, Obstkunde).
Weisse Eierpflaume
Gelbe Marunke (Denemarken).
Prune d'oeuf blanche

 

RIVERS maakt in zijn Catalogue melding van een Magnum bonum, White en van een Yellow Magnum bonum; het schijnt dus, dat deze, in tegenspraak met den Catalogue of the Fruits, ze als twee soorten beschouwt.

 

AFKOMST: niet meer bekend; volgens het Handbuch reeds in 1650 door J. BAUHIN in zijne Historia plantarum beschreven.

VORM: eirond, zeer regelmatig; de naad is vrij vlak, drukt de vrucht een weinig plat, is naar de stempelpunt iets dieper en verdeelt de vrucht eenigzins ongelijk; de stempelpunt is klein en boven op het midden der vrucht geplaatst.

GROOTTE: van de eerste; eene der grootste bekende pruimen en meestal nog grooter dan ze hier afgebeeld is.

STEEL: 2 1/2 Ned. duim lang, matig dik, groen met eenigen roest, behaard, in eene matig diepe holte.

KLEUR: witgeel, aan de zonzijde meer hooggeel, met witachtige, zelden met eenige bruine stippen en dun wit waas.

VLEESCH: geel, matig vast, niet zeer saprijk, hier te lande zelden aangenaam.

STEEN: groot, altijd vast aan het vleesch.

TIJD VAN GEBRUIK: September. - Van den tweeden rang, meest voor de huishouding geschikt.

De BOOM groeit snel; de eenjarige takken zijn lang en dik, de bladeren groot, glanzig, aan de benedenvlakte behaard, van boven meer wollig, bleekgroen, grof geaderd, zeer kennelijk.

De soort is voor ons klimaat slechts als leiboom aan te bevelen, verlangt een zandigen grond en eene zeer warme standplaats; de vrucht moet lang aan den boom blijven; ze wordt om hare grootte en sierlijkheid nog veel gezocht.