DUBBELE BOERE WITTE PRUIM.

Afbeelding  13a en b,   13c en d.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

oere Witte, dubbelde (KNOOP, II, fol. 19; Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, No. 7).
Weisze Jungfernpflaume (Handbuch, III, S. 319; L. MÜLLER, Obstk., S. 151, No. 44; F. JAHN, Verzeichnisse S. 65, No. 151).
Virginale à fruit blanc
Altesse blanche

 

Door sommige kweekers ook wel als Witte Abricozepruim geleverd.

In de omstreken van Tiel noemt men de Doyenné, die veel overeenkomst heeft met de hier beschrevene soort, dubbele Boere witte pruim, en acht men ze hooger. KNOOP geeft aan de ware dubbele Boere witte pruim de voorkeur; misschien dragen grond en stand het hunne bij tot die verschillende beoordeelingen.

 

AFKOMST: onbekend, reeds zeer lang te Boskoop gekweekt, knoop kende ze reeds; naar den naam te oordeelen kan zij zeer wel eene Nederlandsche variëteit zijn; in Lübeck schijnt men ze Double Beurréwitte genoemd te hebben; waarschijnlijk heeft men op de geschrevene étiquette het woord Boere voor Beurré aangezien, daar het wel als zeker is aan te nemen, dat deze variëteit door Boskoopsche handelaren ook menigvuldig naar Lübeck is verzonden.

VORM: rond, minder hoog dan de Doyenné, de naad is bijna vlak, de stempelpunt staat in eene vlakke holte.

GROOTTE: van de tweede, volgens het Handbuch kleiner dan de Reine Claude, bij ons in den regel grooter.

STEEL: tamelijk lang en dik, een weinig behaard of wollig, dikwijls gebogen, groen met roestbruine vlekjes, in eene nauwe, ondiepe holte, vlak op de vrucht geplaatst.

KLEUR: witgeel, met groene aders en streepjes, zelden met eenige lichtroode vlekjes, met een dun, witblauw waas bedekt; de huid is zeer dun, bijna doorschijnend.

VLEESCH: geel, zacht maar niet week, zeer saprijk, voortreffelijk.

STEEN: middelmatig, aan beide zijden iets verheven, zelden volkomen loslatend.

TIJD VAN GEBRUIK: tweede helft van Augustus; - voor ons klimaat eene pruim van den eersten of tweeden rang, eene goede marktvrucht, die zelden gescheurd voorkomt, iets dat na veel regen bij vele andere variëteiten het geval is.

De BOOM is voor alle vormen geschikt, groeit matig, bloeit laat en is zeer vruchtbaar. De eenjarige takken zijn kortgeleed, regt, bruin, aan de schaduwzijde met lichter bruingroen, een weinig behaard, terwijl men die van de Doyenné wollig kan noemen. De knoppen zijn kort, eenigzins spits, de bladeren middelmatig, van boven dofgroen en kaal, van onderen lichter groen en behaard.