EMPEROR OF JAPAN.

Afbeelding  14a en b,   14c en d.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

mperor of Japan

(Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, No. 17).

 

 

 

AFKOMST: zonder naam uit het Oosten ingevoerd en door Boskoopsche kweekers onder bovenstaanden naam gekweekt en geleverd.

VORM: dikwijls langer dan de afgebeelde vrucht, eenigzins eivormig, doch dan aan beide zijden een weinig stomp afgerond; de naad is ondiep en deelt de vrucht ongelijk; het stempelpuntje is klein, bijna vlak en een weinig scheef geplaatst.

GROOTTE: van de eerste.

STEEL: lang, dun, lichtgroen met lichtbruin, eenigzins roestig, wollig, in eene nauwe en ondiepe holte, dikwijls meer op dan in de vrucht geplaatst.

KLEUR: meestal nog iets levendiger dan onze afbeelding ze voorstelt, zeer fraai, met een dun, witblauw waas bedekt; de huid is zeer dun en teeder.

VLEESCH: lichtgeel, met rozenroode aders onder de huid, zacht, saprijk; de smaak is niet bijzonder geurig, maar de reuk is aangenaam en kennelijk.

STEEN: klein in verhouding van de vrucht, aan de zijden weinig verheven, niet altijd volkomen loslatend.

TIJD VAN GEBRUIK: begin van Augustus; - van den eersten rang voor het dessert, vooral om hare uitnemende schoonheid.

De BOOM groeit matig, is zeer vruchtbaar, blijft klein en kan als pyramide of leiboom gekweekt worden. De zomerloten zijn violetkleurig, een weinig grauw, onbehaard; de knoppen zijn spits kegelvormig, maken een aanzienlijken hoek met den tak, en staan op weinig verhevene dragers; het blad is klein, rond, vlak, stompgezaagd, van boven dof lichtgroen, van onderen bleekgroen en een weinig wollig, dikwijls is het ook witbont geaderd, hetgeen een zeer kenmerkende eigenschap is.