MENU LIJST BESSEN OORSPRONKELIJKE PLAAT
KWEEKWIJZE.

 

HOLLANDSCHE AALBESSEN (RIBES RUBRUM).

Rassenbeschrijving.

 

Met ingenomenheid geven wij in dit werk eene plaat van deze vruchten. Wat men ook ter aanbeveling van andere verscheidenheden in vreemde fruitkundige boeken moge aanvoeren, hoe zeer men in Catalogi uit het buitenland zoogenaamd nieuwe variėteiten moge aanprijzen: Hollandsche Aalbessen zijn de beste!

't Is waarlijk geen overdreven voorliefde voor een vaderlandsch gewas, die ons dit zeggen doet. Het is niet minder dan de volstrekte waarheid.

Misschien zou Hollandsche eigenlijk Nederlandsche moeten zijn; — het is bekend dat men, in 't buitenland van Holland sprekende, veeltijds Nederland bedoelt, maar 't kan ook zijn, dat bij deze Aalbessen werkelijk aan Holland moet gedacht worden, wijl het kweeken van deze vrucht reeds lange jaren in 't Westland op groote schaal plaats heeft en eerst in later tijden ook in andere provinciėn van ons vaderland navolging heeft gevonden.

Ribes rubrum (L. 1753) de ware Aalbes, Trosbes, in 't Hoogduitsch Johannisbeere, Fransch: Groseilles ą grappes, Engelsch: Currants, is een 1.50 Meter hooge struik, met rechtopgroeiende twijgen, hartvormige, 3—5 lobbige bladeren en hangende vruchttrossen.

Men onderscheidt haar in twee hoofdsoorten:

1°. De Ribes rubrum vulgare, met kleine vruchten, die een minder zuren smaak hebben en breedgelobde bladeren, en

2°. De Ribes rubrum majus, met grooter vruchten, meer zuur van smaak en grooter, spitsgelobde bladeren.

Omtrent den naam Ribes zegt Prof. Karl Koch in zijne Dendrologie het volgende:

„De Arabieren kenden sedert de oudste tijden onder den naam Ribas een verkoelend geneesmiddel, getrokken uit eene plant met zure, maar toch algemeen genoten vruchten. Lang meende men, dat deze onze Aalbes was, maar thans wordt algemeen aangenomen, dat hier slechts sprake kan zijn van Rheum Ribes L.

Hoogstwaarschijnlijk is Ribes afgeleid van het Skandinavische woord Ribs, waarmede de roode Aalbes wordt aangeduid. Een uit de bessen bereide siroop werd voor 't overige op gelijke wijze aangewend als de vruchtsiroop van Rheum Ribes bij de Arabieren. De Ribes rubrum wordt ook nog Ribes officinarum genoemd.

Waarschijnlijk werd deze soort 't eerst in Midden- en Zuid-Duitschland en in Frankrijk ingevoerd; maar zij werd daar niet voor de 14de en misschien zelfs niet voor de 15de eeuw gevonden. Wellicht is zij door de Noormannen naar het Noorden van Frankrijk overgebracht. Zij kwam in Duitschland uit het Noordoosten of wel het Oosten. Kruidkundigen van de 16de eeuw kennen haar ook als sierplant in de tuinen en noemen haar daarom R. officinarum en R. hortense.

De oorspronkelijke naam in Frankrijk was: Groseille d'outre mer, welk woord men in de 16de eeuw vertaalde door Uva transmarina. Misschien ziet die naam op de vermoedelijke invoering door de Noormannen. Of de Aalbes in Groot-Brittannie in 't wild voorkomt is twijfelachtig, in 't Zuiden en midden van Engeland zeker niet; mogelijk in Schotland. Volgens sommigen groeit de roode Aalbes tot op 70° noorderbreedte, komt zij in Oost- en West-Finmarken in 't wild voor en draagt zij daar ieder jaar rijpe bessen.

De door cultuur veredelde variėteiten van Ribes rubrum, zoowel de witte, die geen soort maar eene variėteit is, als de verschillende roode verscheidenheden gedijen overal; zij worden vroeg rijp en dragen even overvloedig als de wilde soort.

Wij geven van de voornaamste variėteiten eene korte beschrijving en voegen eenige woorden over de cultuur van Aalbessen ten slotte daaraan toe.

 

Hollandsche roode, syn. Prince Albert, Grosse rothe Englische, d'Hollande ą fruit rouge, Large Bunched red, Long Bunched red, Red Dutch, Large red, Red Grape, Morgan's red, roode dikkop. (De laatste syn. wordt daardoor verklaard, dat de twijgen, als zij flink groeien, aan de spitsen stomp en breed eindigen).

De tros van deze variėteit is tamelijk lang en goed met bessen bezet; de bessen zijn groot, dikwijls zeer groot, glanzend rood, doorschijnend, saprijk, aangenaam zuur. Zij rijpen in Juni—Juli en zijn voor elk doel, waartoe men Aalbessen gebruikt, uitmuntend.

De struik groeit sterk en maakt korte, opwaarts gerichte, twijgen. Maurer noemt in zijn werkje: "Das Beerenobst" deze eene der weinige variėteiten, die men voor aanplanting in het groot kan aanbevelen, omdat de vrucht groot, hard — dit laatste is minder juist, zij is eerder zacht — is en de struik zich zeer goed vormen laat.

 

Westlandsche roode Syn. langsteelde roode, geelsteelde roode.

Deze var. schijnt in 't buitenland, naar de beschrijvingen te oordeelen, minder bekend. De tros is veel langer dan van de eerst beschreven variėteit, vol met bessen bezet, die niet zoo groot zijn als van de Holl. roode, glanzen rood, doorschijnend, saprijk, minder zuur dan de Holl., harder en daarom beter om te verzenden en in te maken. Deze variėteit wordt door de meest bekende fabriekanten van bessensap boven alle andere verkozen, omdat zij het meeste, fraaist gekleurde en zoetste sap geeft.

De struik groeit sterk en heeft de twijgen langer en dunner dan de voorgaande var.; hij wordt in het Westland uitsluitend en bij massa aangeplant. De handel in bessen is daar zeer aanzienlijk.

Kers-Aalbes, syn. Ribes Cerasiformi, Groseillier Cerise, Gr. Cerise a fruit rouge, Queen Victoria (onder dezen naam ontvangt men wel eens andere variėteiten) Cherry.

Deze variėteit is door den heer L. de Bavay te Vilvorden in Belgiė in 't jaar 1845 in den handel gebracht, gelijktijdig met de pruim Reine Claude de Bavay. Van beide vruchten verscheen eene fraaie plaat, nog heden in ons bezit.

De tros dezer verscheidenheid is kort of matig lang; de bessen zijn groot, hoewel het wel wat overdreven is haar, overeenkomstig den naam, met kleine kersen te vergelijken. De kleur is donkerrood, glanzend, de smaak zuur. Zij rijpt — wat haar eenige aanbeveling is — eenige dagen later dan andere.

De struik groeit sterk, maakt stevige scheuten en heeft de bladeren grooter dan andere variėteiten.

De met veel ophef aangekondigde Ruby Castle (bij Hogg Raby Castle), die wij van het instituut te Reutlingen ontvangen hebben, kunnen wij in geen enkel opzicht onderscheiden van de Kers-Aalbes.

 

Hollandsche witte, syn. d'Hollande ą fruit blanc, White Dutch, New White Dutch, Juves White, Morgan's White, White Cristal, Pearl-White, White Leghorn.

De tros is lang, goed met bessen bezet; de bessen zijn groot, doorschijnend, geelwit, de smaak is zoeter dan die der Holl. roode, zij rijpt te gelijkertijd voortreffelijk voor elk doel.

De struik groeit sterk, maakt afwijkende, somtijds gedraaide twijgen en draagt veel.

 

Westlandsche Witte. Deze heeft langer trossen dan de Holl. witte, groote bessen, die geelwit zijn, weinig doorschijnend, saprijk, zoet, uitmuntend voor de vervaardiging van bessenwijn en -sap. De struik groeit sterker dan die van de Holl. witte, maakt lange, dunne, rechtopstaande twijgen en draagt veel.

Er zijn nog rozeroode, vleeschkleurige en bovendien nog een twintigtal variėteiten bekend, ten minste sommige catalogi prijken met de namen er van; alle zijn evenwel minder goed dan de reeds genoemde. Wij geven er geene beschrijving van. Ook dr. Hogg noemt in de 4de ed. van the Fruit-Manual slechts elf roode en witte variėteiten, onder welke er zijn, die door ons afgekeurd worden.

K. J. W. O.