MENU LIJST FRAMBOOS & BRAAM OORSPRONKELIJKE PLAAT
KWEEKWIJZE.

 

FRAMBOZEN (RUBUS IDAEUS L.)

 

De Framboos is ter onderscheiding van de Braambes, waaraan zij verwant is, Rubus Idaeus genoemd, omdat men meende dat zij hoofdzakelijk op den berg Ida— eiland Creta — groeide.

De Framboos komt in bijna geheel Europa, in het Oosten en in Siberië voor; zij groeit in Duitschland en zelfs in Zweden en Noorwegen in niet te dichtbegroeide bosschen in het wild. Ook in Nederland wordt de Frambozenstruik hier en daar in de bosschen gevonden, maar draagt dan slechts kleine vruchtjes. Hoogstwaarschijnlijk zijn de variëteiten, die wij kennen, door aanhoudende cultuur uit de in 't wild groeiende voortgekomen.

Voor ruim dertig jaren kende men slechts Frambozen, die in de maanden Juni en Juli goede vruchten gaven; sedert worden ook variëteiten gekweekt, die in den nazomer en het begin van den herfst vruchten leveren, welke echter minder geurig zijn dan die van de serie Zomer frambozen.

Wij spraken van vruchten; eigenlijk is de bes, welke wij Framboos noemen, samengesteld uit een dertigtal — nu eens meer dan eens minder — kleine steen-vruchtjes, die aan hunnen voet aaneengegroeid zijn.

Er zijn eene menigte variëteiten; wij kennen catalogi, waarin meer dan 40, zegge veertig verscheidenheden zijn vermeld. Hogg beschrijft in de 4de Ed. van the Fruit Manual  28 — maar plaatst slechts 7 var. op de lijst der uitverkorenen, terwijl Rivers in zijne catalogi in 't geheel tien var. noemt. Wij willen én van de Zomer- én van de Herfstframbozen eenige der beste beschrijven.

 

Zomer frambozen.

Antwerpsche roode, syn. Alphensche roode. Groote, langwerpige, donker roode vrucht, niet zeer week, saprijk, zoet en geurig. De struik groeit matig sterk en heeft dofgrauwe twijgen, dicht bij den wortel sterk met bruine, harige stekels bezet. Deze variëteit lijdt wel eens in de spitsen der twijgen, bij sterke en lang aanhoudende vorst. Zij draagt lang en veel.

Falstoff (bij Hogg Fastolf.) Groote, ronde, roode vrucht, tamelijk vast, saprijk, zoet en zeer geurig. De struik groeit sterk, heeft de twijgen bruin, aan de spitsen somtijds violetkleurig en met vele bruine stekels bezet. Hij draagt veel.

 

 

Hornet. Eene nieuwe variëteit, die wij niet beschreven vinden, van Franschen oorsprong. De vrucht is zeer groot, langwerpig, dof-lichtrood gekleurd, vast, saprijk, zoet, geurig. De struik groeit matig, heeft groenbruine twijgen met vele stekels, groote bladeren en draagt lang. De vruchten rijpen iets later dan die der andere variëteiten.

Paragon. Groote, ronde, donkerroode, nog al weeke, saprijke, zoete vrucht, minder geurig dan andere. De struik groeit sterk en maakt lange, groenbruine, later bruinroode twijgen, met vele stekels bezet. Hij draagt veel en langdurig.

Antwerpsche gele. Eene oude variëteit; de vrucht is matig groot, rond, geelgekleurd, tamelijk week, saprijk, zoet en niet zeer geurig. De struik groeit buitengewoon sterk; de twijgen zijn geelbruin, glanzend en slechts matig met stekels bezet. Hij draagt veel.

 

 

Chilische gele. De voortreffelijkste der gele Frambozen; de vrucht is niet zeer groot, langwerpig rond, vast, saprijk zeer geurig, dofgeel gekleurd. De struik groeit sterk en heeft dof grauwbruine twijgen met veel bruine stekels bezet. Hij geeft weinig uitloopers, (scheuten die een volgend jaar vrucht dragen.)

Van de var. Hornet en de gele Chilische geeft de bijgevoegde plaat eene zeer juiste voorstelling.

 

 

Herfstframbozen.

Deze noemt men wel "altijddragende" — "perpétuelles" —, maar dien naam verdienen zij niet. De vruchten van de eenjarige twijgen dezer Frambozen zijn doorgaans slecht. Daarom worden alle twijgen, die in den herfst vruchten brachten, in 't volgende voorjaar bij den grond afgesneden. Van de nieuwe scheuten, die ontwikkelen zullen, kiest men 4, 6 a 8 der sterkste, die op eenigen afstand van elkander zijn geplaatst; de anderen worden zorgvuldig weggesneden. Men bindt de gekozen scheuten, als zij ongeveer 0.60 a 0.70 M. lang zijn, aan een staakje; zij zullen dan aan de spitsen ongeveer op l Meter lengte bloeien en vruchten geven. Allen verlangen een warmen, beschutten stand; de wind en regen van den nazomer en 't begin van den herfst laten den liefhebbers anders weinig goede vruchten.

Tot de beste behooren:

Merveille de quatre saisons rouge. Zeer goede, dikwijls groote, ronde, weeke vrucht, weinig geurig; de struik groeit sterk, maakt lange scheuten en draagt veel.

Roger's Victoria. Fraaie, donkerroode, weeke, saprijke, geurige vrucht; de struik heeft 1.50 M. lange twijgen met lange vruchttrossen aan de spitsen. Deze variëteit is de beste van alle Herfstframbozen.

Belle de Fontenay. Deze variëteit is waarschijnlijk een bastaard van eene Framboos met eene Braambes bevrucht. De vrucht is zeer groot, rond, donkerrood, week, weinig geurig, saprijk, maar meer zuur dan zoet. De struik groeit sterk, maakt veel uitloopers, maar wordt niet zeer hoog. Hij geeft veel en draagt vruchten, totdat het vriest.

Merveille de quatre saisons jaune. Matig groote, ronde, lichtgele, weeke vrucht;

zeer goed. De struik groeit matig en draagt veel. Deze variëteit en de Merveille de quatre saisons rouge verbasteren zeer spoedig en geven dan nietswaardige vruchtjes.

K. J. W. O.