Zeer oude zoete appel, vermoedelijk inheemsch.
Vrucht: Middelgroot, gelijkvormig, hooger dan breed.
Kleur: Hard
groen met grijze stippen.
Kelk: Klein, gesloten in vlakke kelkholte.
Steel: Dun, matig lang, ondiep ingeplant.
Vruchtvleesch: Wit, tamelijk droog, vast.
Klokhuis: Matig groot met veel zaden.
Gebruikstijd: November - Maart.
Stoofappel.
Boom groeit jong matig sterk. Vormt steile en later hooge kroon.
Maakt fijn hout. Geschikt voor stamboom.
Te veredelen op sterkgroeienden onderstam.
Bloeitijd laat.
Is op jeugdigen leeftijd niet vruchtbaar, kan later zeer groote oogsten geven.
Is onderhevig aan beurtjaren.
Is vatbaar voor schurft. Gevoelig voor zomerbespuiting.
De Jasappel komt in het midden van ons land voor in de oude boomgaarden. Voldoet
daar als zoete appel goed. Wordt echter niet meer aangeplant.