MENU RASSENLIJST

VORIGE

VOLGENDE

Cox Orange Pippeling.

Tijd van plukken: half October.  Tijd van rijpen: November - einde Januari

Oorsprong en verspreiding. Deze beste tafelappel is gewonnen door M. Cox te Windsor bij Londen en kwam in 1830 in den handel. Het komt ons voor, dat de verspreiding van deze heerlijke vrucht nog lang niet algemeen genoeg is, want wordt zij ook op buitenplaatsen en in fruittuinen wel aangetroffen, toch is deze appel in fruitwinkels enz. helaas nog zoo goed als onbekend.

Vorm en grootte. De vrucht is bijna zonder uitzondering altijd kogelrond, bij de kelk iets afgeplat, heeft verder een mooien vorm en is middelmatig groot, gewoonlijk eer klein dan groot.

Kelk en kelkholte. De kelk is klein, met kleine, goedgevormde kelkblaadjes, die goed gesloten staan, de kelkholte buitengewoon ondiep, een weinig zacht glooiend toeloopend en zwak gerugd.

Steel. Kort, dik en vleezig, meestal met een dik vleezig knobbeltje aan den voet.

Schil. Glad en gaaf, soms met een weinig lichte roestvlekjes en enkele kleine roestige buitjes. De kleur is groen, hoogst zelden met een ietwat bruinrood kleurtje. Tegen het rijpen wordt de kleur zacht geelgroen.

Vleesch. Zacht, sappig, met veel aroma, zachtzuur, heerlijk en mooi blank.

Klokhuis. Klein, kort en breed, goed gevormd en met gave kernen gevuld.

Eigenschappen der vrucht. Is een beslist eerste klasse tafelappel, die in rijpen toestand zeer langen tijd bruikbaar en sappig blijft. Wellicht komt deze appel minder voor omdat hij niet groot is en ook niet door opvallende kleuren de aandacht van het publiek trekt. 't Is anders voor 't publiek zelf te betreuren, dat het veelal nog zoo geheel op 't uiterlijk afgaat.

Eigenschappen van den boom. Deze groeit niet sterk, maakt dunne, doch stevige twijgen en neemt een mooien ronden vorm aan. Een hoogstam-vorm mogen wij voor deze soort niet aanraden, op een geschikte standplaats zal men met succes den halfstam kunnen gebruiken, overigens is struikvorm het meest aan te bevelen. De boom is middelmatig vruchtbaar, draagt echter jaarlijks en wil op alle onderstammen groeien.

Minder goede eigenschappen van den boom. Zijn vatbaarheid voor ziekten moet als een nadeel worden beschouwd; overigens wil hij graag een goeden, voedzamen grond.