Kleur: Aan de zonzijde is deze schoone vruchtsoort hoog roodachtig paars; doch in de nabijheid der oogholte meer rood van kleur. Aan de andere zijde is een gedeelte van den ondergrond roodachtig geel: hetwelk zich zeer zacht met de donkere paars-roode kleur vereenigt. Op enkele plaatsen zijn eenige geelroode stippen of vlekjes, waarvan zeer weinigen zich op de tegengestelde zijde bevinden.

Kelk: De kelkblaadjes staan verheven, tusschen verscheidene sleuven en ribbetjes die uit de oogholte voorkomen, waarvan eenigen zich breeder boven den rand vertoonen, en zich bijna tot op de helft der vrucht verspreiden. De kleur in, en op de oogholte is rood en paarsachtig rood.

Steel: De steel is dun, doch boven aan breeder, en bijna 14 strepen lang. Deszelfs plaats is in een' ronden naauwen diepen kuil, die eene geelroode en paarsachtige kleur heeft, en min of meer streepachtig geteekend is.

Vrucht: Het begin van October is doorgaans de tijd van plukken. In Maart en April, ook veelal tot in Mei kan dezelve als eene goede zuiver zure pot-appel gebruikt worden.