Hoofdmenu

Rassenlijst

Grote Plaat

Vorige tekst

Volgende tekst

GOEZOET.
 


Kleur: Op de licht stroo-gele kleur zijn eenige groenachtige vlekken en stipjes, doch aan de zonzijde worden de vlekken meer blozend rood, en door een geelachtig rood afgescheiden. Aan die zijde doen zich nog voor eenige afgezonderde groote en kleine vlekken van verschillende gedaante, en van eene paars-roode of bruinachtige kleur, met eenen donkeren rand aan derzelver omtrek. Zoodanige vlekken zijn bij alle deze appelsoorten, hoewel bij de een meer dan bij de andere, merkbaar.

Kelk: Het oog is tamelijk diep vlak en breed, en de kelkblaadjes komen niet boven den vruchtomtrek. Aan eene zijde der oogholte zijn eenige karmozijn-roode streepjes, die zich over den rand gedeeltelijk verspreiden en door groen-gele plooijen afgescheiden zijn.

Steel: De steel is 6 strepen lang, tamelijk dik en komt iets boven den omtrek uit, hij steekt in eenen breeden ronden kuil met eenige groen-gele sleuven.

Vrucht: De tijd van plukken is in het begin van September, en kan niet veel langer dan tot in November als eene der beste vroege Potappels dienen, die ook in den handel zeer gezocht zijn.