Hoofdmenu

Rassenlijst

Grote Plaat

Vorige tekst

Volgende tekst

ZOMER  BON  CHRÉTIEN.
 


Kleur: De geheele ondergrond is zuiver geel, met verscheidene geel-roode vlekjes en stippen; doch sommigen meer groenachtig. De ondergrond is aan die zijde, daar de vrucht meer schaduw gehad heeft, lichter en meer graauwachtig geel, doch ook met stippen en vlekjes bedekt.

Kelk: Bij de oogholte is de kleur meer rood-geelachtig, en verwijdert zich min of meer straalvormig over den bovenkant der holte, in welke men ook eenige sleuven bespeurt. Zoo ook doet de vrucht zich aldaar tamelijk vlak voor. De kelkblaadjes blijven binnen den omtrek der vrucht.

Steel: De steel is niet dik en 21 strepen lang, hij staat in eene holte met eenige verhevenheden, van welke een zich hooger uitstrekt, en de steel in eene schuinsche rigting plaatst.

Vrucht: De pluktijd is in het begin van September. In de helft dier maand en gemeenlijk tot het begin van October kan dezelve tot eene aangename tafelpeer dienstig zijn, maar het gebruik moet op zijn tijd geschieden, daar zij spoedig het aangename sap verliest, en onsmakelijk wordt.