Familie Withoos in Hoorn

In Hoorn maakte de familie Withoos actief deel uit van het daar aanwezige kunstenaarsmilieu. Van de acht kinderen traden er nu drie zonen en twee dochters in de voetsporen van hun vader. Naast Alida Withoos waren dat Pieter, Johannes, Maria en Frans. De keuze voor Hoorn als nieuwe woonplaats is mogelijk gevallen omdat de familie van Alida's moeder van oorsprong uit Hoorn afkomstig was. Het feit dat vader Matthias' studie- en reisgenoot Hendrik Grauw(W) ook uit Hoorn kwam, kan eveneens een rol hebben gespeeld. Het kunstenaarsmilieu van Hoorn zal daardoor in zekere mate bekend geweest zijn.[13] Hendrik Grauw wordt soms genoemd als een van de oprichters van het St. Lucasgilde in Hoorn. Dat is echter twijfelachtig want dit gilde was bij uitzondering voornamelijk een glazenmakersgilde. De bepalingen waren vooral op deze groep toegespitst. De belangrijkste beschermende maatregel voor kunstenaars, het verbod op vrije verkoop van schilderijen, regelden de schilders in Hoorn buiten het gilde om met het stadsbestuur in 1652. Ook later, in 1676, werden regelingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het aannemen van leerlingen, tussen schilders onderling vastgelegd en niet via het gilde. Het is dus niet verwonderlijk dat we de familie Withoos niet aantreffen in de boeken van het Lucasgilde van Hoorn.

Met de toenemende welvaart in handel en scheepvaart nam in de zeventiende eeuw de vraag naar schilderijen in Hoorn toe. Door de aanwezigheid van een een afvaardiging, een zogenoemde Kamer in de Verenigde Oost-indische Compagnie behoorde Hoorn toentertijd tot een van de welvarendste steden van Noord-Holland. Door zijn geografisch wat decentrale ligging lag Hoorn in cultureel opzicht onder de invloedsfeer van Amsterdam.[14] De Hoornse markt had echter wel een uitstraling over het hele Westfriese gebied. Halverwege de tweede helft van de zeventiende eeuw vestigden zich een aantal kwalitatief goede schilders in Hoorn onder wie Matthias Withoos en Johannes Bronkhorst(W) (1648-1727). Bij de 'welvarende' burgerij had zich in de jaren tachtig van de zeventiende eeuw een smaakverandering voltrokken. Men gaf steeds meer de voorkeur aan kleine schilderijen en fijnschilderkunst in gouache of tekening bij zowel het portret als het stilleven. Bloem- en fruitstukken waren zeer gewild. De werken van de familie Withoos vonden danig aftrek; in inboedelinventarissen van Hoornse regentenfamilies kwamen regelmatig zogenoemde 'Withoosjes' voor.[15]

Ook Johannes Bronkhorst en zijn Hoornse leerling Herman Hengstenburgh (1667-1726) legden zich toe op dit type aquarellen.[16] Hengstenbrugh zou zijn leermeester in het schilderen van bloemen, insekten, vogels en landschappen ver overtreffen.[17] De Hoornse stillevenschilders Jacob Rotius (1644-1681/2) en Pieter Gallis (1633-1697) maakten bloemstillevens die soms grote overeenkomsten in stijl en compositie vertoonden met het werk van Herman Hengstenburg. Diens zoon Anthony Hengstenburgh zou zijn vader opvolgen zowel in het pasteibakken als het schilderen in waterverf van voornamelijk insecten.

G.A. Abbing noemde als Hoornse kunstenares ook Margaretha de Heer (1600?-1665?) Zij was vermoedelijk een zuster van Willem de Heer die onder andere tekende voor Agnes Block. [18] Abbings argument was dat haar naam en haar tekeningen van bloemen en insecten in Hoorn zeer bekend waren. Maar Margaretha de Heer was uit Leeuwarden afkomstig. Wel zou ze rond 1656 in Amsterdam met Willem van Aelst, een leerling van Marseus van Schriek, in contact zijn geweest. Abbing vermoedde tevens dat P. Holsteijn uit Hoorn afkomstig was omdat in een verzameling ook tulpen- en andere bloementekeningen voorkwamen. Pieter Holsteijn was een Haarlemse kunstenaar. Alhoewel de herkomstvermeling van Abbing niet klopt, geeft het voorkomen van hun werk in Hoorn wel aan dat er veel belangstelling was voor dergelijke natuurhistorische tekeningen. Dat was echter niet alleen in Hoorn het geval. Men maakte redelijke prijzen voor dit soort werk, vaak rond de dertig gulden per stuk. Toch was het voor sommigen kennelijk nodig er een andere broodwinning naast het schilderen op na te houden. Zowel Johannes Bronkhorst als Herman Hengstenburgh waren tevens pastei-bakkers.

De populariteit voor dit soort kleine en goedkope werken was ook nog groeiende bij de Hoornse regenten. Zij duurde voort tot in de achttiende eeuw. Rond 1730 brachten de tekeningen soms wel het vierdubbele op.[19] Kunstenaars als Matthias Withoos, Johannes Bronkhorst en hun leerlingen konden naast elkaar blijven werken voor de relatief kleine markt van Hoorn en omgeving omdat zij vaak werkten in opdracht voor rijke verzamelaars van tekeningen die verzamelingen of zogenaamde Kunst-kabinetten samenstelden. Zowel stilistisch als thematisch vertonen deze Hoornse tekenaars een zekere verwantschap. Zeer waarschijnlijk heeft men elkaar gekend. Bronkhorst kende in ieder geval Hendrik Grauw die op zijn beurt weer bevriend was met Matthias Withoos.[20] Zowel Alida en Pieter Withoos als Johannes Bronkhorst en Herman Hengstenburgh werkten voor Agnes Block op haar buitenplaats Vijverhof. Pieter Withoos tekende daar samen met Johannes Bronkhorst vier eenden in het water.[21] Er was in Hoorn dus sprake van een kleine kring van kunstenaars die zich specialiseerde in waterverftekeningen met natuurhistorische onderwerpen en als zodanig ook naar buiten trad.

[13] J.R. Brozius, 'Aspecten van de Hoornse schilderkunst in de 17e eeuw', West-Frieslands Oud en Nieuw (1993) no. 60, p. 12-18

[14] B.J.A. Renckens, 'Hoornse schilderkunst in vroeger eeuwen', HoordHolland (1957) no. 2, p. 3-9

[15] L. Kooijmans, Onder regenten. De elite in een Hollandse stad. Hoorn 1700-1780 (Amsterdam, 1985), p. 202

[16] A.M. Zaal, Herman Hengstenburgh (1667-1726) Hoorns schilder en pasteibakker (Hoorn, 1991)

[17] W. Blunt & W.T. Stearn, The art of botanical illustration New ed., rev. (Woodbridge, 1994) p. 131

[18] G.A. Abbing, Geschiedenis der stad Hoorn, hoofdstad van West-Vriesland, … (Hoorn, 1841-1842) Deel 2, bijlage Schilders te Hoorn, p. 76-77 & E. Kloek e.a. (1998) p. 144-145

[19] G.A.Abbing, Geschiedenis der stad Hoorn, hoofdstad van West-Vriesland (Hoorn, 1841-42) p.70-73

[20] G.A. Abbing, Geschiedenis der stad Hoorn, hoofdstad van West-Vriesland (Hoorn, 1841-42 p.65

[21] C.C. van der Graft, Agnes Block. Vondels nicht en vriendin (Utrecht, 1943) p. 151