Hoofdmenu

Rassenlijst

Grote Plaat

Vorige tekst

Volgende tekst

TULP-AAGT.
 


Kleur: De hoofdkleur bestaat uit zuiver helder geel. Op vele plaatsen is dezelve afgescheiden door karmozijn-roode vlekken en vlammen, welke eenige overeenkomst hebben met de strepen of vlammen van sommige gele tulpen: welligt is deze schoone appel daaraan ook den naam verschuldigd. Aan de zonzijde is de kleur veelal geelachtig-rood, en ook met vele donkere paars-roode vlekken en streepen bezet, tusschen welker afscheiding men vele paars-roode stipjes bemerkt. Op de zuivere gele hoofdkleur zijn ook zoodanige stipjes kennelijk, doch meer roodachtig van kleur. De geheel donkere kleur aan de zonzijde maakt eenen zeer aangenamen zachten overgang in het geel, vooral bij het naderen der steelholte.

Kelk: Het bloemoog is tamelijk diep, de kelkblaadjes staan verheven, doch nagenoeg gelijk met den omtrek der vrucht. Vijf eenigzins verhevene ribben komen uit de holte voort, en naderen verder de vrucht in eenen zachten maar kenbaren overgang. De kleur aldaar is geel en aan de zonzijde roodachtig geel, bezet met kleine stipjes.

Steel: De steel staat diep in eene kleine ronde opening; dezelve is dun en 20 strepen lang. Bij en om dezelven is zij zuiver geel; doch dieper eenigzins groenachtig; vele der op de vrucht staande roode streepjes eindigen in de steelholte.

Vrucht: In het laatst van October of November, naar dat het saisoen het toelaat, is de tijd tot inoogsten. Van December tot Maart kan hij als eene zeer aangename tafelvrucht dienen. Het vleesch is geelachtig, de smaak verheven en overtreft dien van den Angelier-appel.