ZOMER-COUSSINOT.
omer Coussinot (knoop, Tab. I).
Coussinotte (Cousinotte) d'été.
Zomer-Kroon.
Zomer-Aagt (bij knoop; doch deze naam behoort niet hier; verg. N°. 27).
Couleur de Chair (bij knoop; ook verkeerd).
Sommer-Erdbeerapfel? (Verg. N°. 28).
Sommer-Kronapfel (Handbuch, IV, S. 235, met aanhaling van knoop).
Rother Sommer-Kronapfel.
Coussinot-Zomer (Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, N°. 30).
Men schrijft ook wel Quisinot.
afkomst: even als vele andere vruchten van vergeten afkomst, noemt het Handbuch ook deze eene Hollandsche soort; volgens den naam zouden wij ze voor eene Fransche houden; misschien is echter de tegenwoordige naam afkomstig uit een tijdvak, toen alles hier te lande verfranscht werd.
vorm: altijd zeer regelmatig en standvastig.
grootte: van de vierde, somtijds iets grooter dan de afgebeelde vrucht.
kelk: gesloten, met breede , korte, spitse kelkbladeren, in eene bijna vlakke, naauwe holte, die van kleine ribben en vouwtjes omgeven is.
steel: lang in verhouding tot de vrucht, dun, houtachtig, in eene fraaije, somtijds met een weinig roest bekleede holte.
kleur: glanzig bleekgeel met vele karmozijnroode strepen en vlammen; sterk aan de zon blootgestelde vruchten zijn aan de zonzijde somtijds met rood overtogen.
vleesch: wit, onder de schil geel of somtijds licht rozenrood geaderd, fijn, vast, saprijk, aangenaam zoet en zuurachtig gemengd, eenigzins gekruid.
tijd van gebruik: Augustus en September, kan voor een zomerappel lang duren; — van den tweeden rang voor de tafel, voor de huishouding te klein.
De boom groeit gematigd, wordt niet groot, maar is zeer vruchtbaar; voor den hoogstamden en beter nog voor den pyramidenvorm geschikt. De zomertakken zijn dun, violetbruin, met weinig fijne stippen; het blad is matig groot, eenigzins langwerpig ovaal, naar den spitsen top sterk getand.