BEURRÉ DE MONTGERON.

Afbeelding  11a,   11b,   11c.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

oire de Montgeron

(DECAISNE, Le Jardin Fruitier, T. V, livr. 59).

Vermillon d'Espagne

Butterbirne von Montgeron

(Handbuch, II, S. 421).

Frédéric de Württemberg

(v. MONS) (Beschrijving der vruchtsoorten, tweede reeks, No. 111).

 

Daar evenwel ook aan de Médaille d'or het synoniem Frédéric de Württemberg wordt gegeven (Journal de Lyon; BALTET, Werthvoller Birnsorten, S, 14, No. 36), hebben wij nu, om verdere verwarring te voorkomen, ons aan DECAISNE gehouden, en geven wij aan onze soort den hoofdnaam Beurré de Montgeron.

 

AFKOMST: uit Frankrijk; volgens DECAISNE in 1830 in een boomgaard gevonden door M. GUYOT, die entloten medenam naar Montgeron (Seine et Oise), van waar de soort zich verder heeft verspreid.

VORM: in het Handbuch ter boven aangehaalde plaats is de vrucht meer platrond afgebeeld dan wij ze in den regel zagen en in onze plaat hebben voorgesteld; het is mogelijk dat in dit opzigt afwijkingen plaats hebben.

GROOTTE: van de derde.

KELK: open en groot, met korte, spitse, meestal stervormig over de kelkholte uitgespreide blaadjes, in eene wijde, doch ondiepe, regelmatige holte.

STEEL: lang, dikwijls zeer lang, iets te dik afgebeeld, houtachtig, bruin, veelal gebogen en scheef in de vrucht geplaatst.

De KLEUR der fijne, gladde schil is goudgeel, aan de zonzijde met vermillioenrood overtogen en gevlamd; in het geel vindt men bruine, in het rood bruine, geel omringde stippen en hier en daar eenigen dunnen roest; weinige peren zijn zoo fraai als deze.

VLEESCH:  wit, fijn, tamelijk smeltend, saprijk, zoetachtig, met zeer weinig korrels om de groote cellen, waarin vrij groote pitten.

TIJD VAN GEBRUIK: September en begin van October, vrij duurzaam; - van den tweeden rang voor het dessert.

De BOOM groeit hier te lande gematigd en maakt weinig takken; de zomertakken zijn bruin, aan de schaduwzijde olijf kleurig, de bladeren langwerpig ovaal, lang gesteeld, in eene lange, scherpe punt eindigend.

Wij bevelen deze soort slechts aan als pyramide, zij moet niet op kwee veredeld worden. Het verschil tusschen deze en de Medaille d'or is zeer groot; de vrucht van de laatste is naar den steel meer ingebogen, meer scheef gevormd, groenachtig geel met veel minder rood; de kelk half open, meestal onvolkomen; de vrucht wordt later rijp en is van hoogeren rang voor het dessert. Ook de boom verschilt zeer; de zomertakken van de Medaille d'or zijn bijna geelbruin, de bladeren kleiner; in één woord, het verschil is zoo groot, dat men niet kan begrijpen hoe tusschen beide soorten verwarring is ontstaan.