VIJGEPEER.

Afbeelding  18a,   18b,   18c.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

ollandische Feigenbirn

(Handbuch, II, S. 73).

Poire Figue

Gurkenbirn

Noord-Duitschland.

Fregattbirn

Noord-Duitschland.

Hopfenbirn

Noord-Duitschland.

Kaiserinnbirn

(Holstein).

Figue

(Catalogue of the Fruits, pag. 137).

Pistolette

Prince de Ligny

Inconnue Angoulême

Knevett's

Vijgepeer

 

AFKOMST: niet na te vorschen, waarschijnlijk eene inlandsche vrucht. knoop verwart ze met de Poire Madame en schijnt ze dus niet gekend te hebben, ofschoon ze reeds oud is.

VORM: zeer regelmatig.

GROOTTE : van de tweede.

KELK: open, met tamelijk lange en spitse kelkbladeren, in eene kleine, regelmatige holte.

STEEL: vrij lang, meestal houtachtig, regt aan de vrucht en een weinig als ingestoken.

De KLEUR der dikke huid is dof geelachtig groen, bij volle rijpheid bijna dof geel, met vele graauwe stippen, die veelal van olijfgroene vlekjes omgeven zijn; de zonzijde is dof bruinrood overtogen, hier en daar met een weinig lichtbruinen roest.

VLEESCH: bijna wit, zeer fijn, saprijk, van een eigendommelijken, zoeten smaak, welke aan dien der vijgen herinnert, doch altijd door een weinig rinsch is getemperd; men vindt weinig korrels om de cellen, die klein zijn en kleine, zwartbruine pitten bevatten.

TIJD VAN GEBRUIK: September; men moet de vrucht groen plukken; wanneer ze aan den boom geel wordt, is ze smakeloos; ze kan niet lang duren, daar ze spoedig beurs wordt; - van den eersten rang voor de tafel.

De BOOM groeit zeer sterk, vormt eene zeer groote, hoog opgaande pyramidale kroon; de zomertakken zijn lang, lichtbruin, met groote, lange, grijze stippen. Men moet den boom als pyramide steeds op kwee veredelen, daar hij anders in zijne jeugd weinig vruchtbaar is; overigens is hij alleen als hoogstamde aan te bevelen.