MONSIEUR JAUNE.

Afbeelding  3a en b,   3c en d.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

rune de Monsieur jaune

(Annales de Pomologie, I, pag. 53), met eene afbeelding, die in grootte en kleur nog al van de onze afwijkt (de Annales geven in den regel overdreven fraaije afbeeldingen).

 

 

De naam Monsieur à fruits jaunes wordt ook wel gegeven aan de Altesse blanche of Yellow Impératrice (HOGG, the Fruit Manual; Handbuch, III, Register), doch deze is eene andere soort. De door ons hier bedoelde soort ontvingen wij van den heer L. de BAVAY , te Vilvoorden.

 

AFKOMST: uit het zaad gewonnen door kruising van de Prune Monsieur en de Reine Claude, te Ollainville bij Arpajon, en in den handel gebragt door den heer JAQUIN AÎNÉ, kweeker te Parijs. Ze is door ons nog niet beschreven.

VORM: rond, eenigzins ovaal, naar den steel fraai rond afgeplat; naar de stempelpunt, die in eene kleine holte is geplaatst, sierlijk afgerond en een weinig platgedrukt, op de zijden naauwelijks merkbaar zamengedrukt; de naad, die bij den steel tamelijk diep is, verliest zich naar de stempelpunt in eene bijna vlakke lijn; de eene zijde der vrucht is bij den steel hooger dan de andere.

GROOTTE: van de derde, nadert tot de vierde van de ronde pruimen.

STEEL: bijna 2 Ned. duim lang, dun, een weinig wollig en iets gebogen, in eene kleine , naauwe holte.

KLEUR: goudgeel, met roode stippen en vlekjes, die bijna over de geheele vrucht verspreid staan, en met een dun, lichtblaauw waas overdekt, in de naden sporen van citroengeel; de roode vlekjes ontstaan wanneer de vrucht hare rijpheid nadert; vóór dien tijd is ze eenkleurig geel.

VLEESCH: bijna goudgeel, matig vast, saprijk, aangenaam zoet.

STEEN: klein, volkomen los van het vleesch.

TIJD VAN GEBRUIK: 15-30 September. - Van den eersten rang voor de tafel.

De BOOM groeit gematigd; de eenjarige takken zijn van vele sporen voorzien. („Sporen" noemen wij de dunne zijtakjes, welke aan eenjarige of zomerloten dikwijls voorkomen; bij den perenboom zijn ze veelal gedoornd, scherp). Het hout is zeer wollig, de bladeren zijn langwerpig, lichtgroen, wollig; de geheele boom heeft een wollig aanzien; hij is voor alle vormen aan te bevelen, zeer vruchtbaar. Een uitmuntende, hoewel kleine pruim; wij veronderstellen, dat ze ook zeer geschikt is om gedroogd of gekonfijt te worden.

Niettegenstaande het verschil van onze soort met de afbeelding in de Annales, kunnen wij toch verzekeren dat wij de echte soort afbeelden; de heer L. DE BAVAY, dien wij persoonlijk gekend en jaarlijks bezocht hebben, heeft ons een exemplaar gezonden toen de eerste boompjes in den handel kwamen; het kan zijn, dat klimaat en standplaats op deze soort grooten invloed hebben en de vruchten in België voorkomen, zoo als men ze in de Annales ziet, ofschoon wij dit betwijfelen; ook de heer CHARLES BALTET te Troyes in Frankrijk geeft in het Monatschrift für Pomologie und praktischen Obstbau, August- und September-Heft, S. 239, eene korte beschrijving, welke goed met de onze overeenkomt.