MENU RASSENLIJST

VORIGE

VOLGENDE

Signe Tillisch.

Tijd van plukken: eerste helft van October.  Tijd van rijpen: October - November

Oorsprong en verspreiding. Met zekerheid durven wij de afkomst van dezen uitmuntenden appel niet vermelden, wel weten wij, dat de boomkweeker J. J. G. Verstegen te Naarden in 1901 de eerste jonge boompjes uit Duitschland (Gotha) heeft laten komen; toen was dit soort in ons land niet of zoo goed als niet bekend, zoodat wij de verspreiding van dezen appel gerust aan den heer Verstegen kunnen toeschrijven. Van dezen ontvingen wij in 1905 een vrucht ter beoordeeling, en hadden toen reeds niets dan lof over voor vorm, grootte en vooral smaak en aroma. Naar men zegt is de Signe Tillisch in Frankrijk, en misschien ook elders, bekend onder den naam van Bielo Borodowka; in hoeverre zulks waar is, durven wij niet beoordeelen. Over het algemeen is dit soort nog weinig verspreid, wat wel moet worden toegeschreven aan het op prijs houden der jonge boompjes. Vruchten treft men dan ook nog zoo goed als niet aan. Op een tentoonstelling zagen wij hem voor het eerst in Den Haag in 1907. Wie echter de eigenschappen van dezen heerlijken appel kent, zal hem terstond aanschaffen.

Vorm en grootte. Is een appel met een eigenaardigen Calville-vorm, eer plat dan hoog, mooi rond, bij de kelk met de bekende groeven (als ook de Calville vertoont), bij den steel breed en plat; mag gerust tot de groote appels worden gerekend, de kleine vruchten zijn nog zoo groot als een flinke Reinette montreuse. Onze afbeelding geeft maar zeer matige vruchten te zien.

Kelk en kelkholte. De kelk is klein in verhouding tot de grootte van den appel; de kelkblaadjes zijn goed ontwikkeld en naar elkaar toegebogen, zoodat de vrucht een gesloten kelk heeft. De kelkholte is vrij diep, niet breed, toeloopend met eigenaardige groeven.

Steel middelmatig lang, niet dik of vleezig doch wel sterk, in een vrij diepe holte, welke zeer regelmatig breed toeloopt.

Schil. Prachtig mooi glad en gaaf, op den boom reeds mooi lichtgroen gekleurd, tegen het rijpen zeer mooi zwavelgeel, aan de. zonzijde mooi bruinrood met kleine grauwe puntjes, welke ter grootte van een speldeprik, ook op het overige deel der vrucht voorkomen.

Vleesch. Dit is zeer zacht en sappig, niet knappend, doch wel smeltend, van een aangenamen, zachtzuren smaak, met een heerlijk, eigenaardig aroma, zooals men bij weinig appels aantreft. De kleur van het vleesch is wit, met eenige groene adertjes om het klokhuis, zooals men meer aantreft.

Klokhuis. Dit is vrij groot, rond, met goed ontwikkelde hokken, welke flink met kernen bezet zijn.

Eigenschappen der vrucht. Is een eerste klasse tafelvrucht, vooreerst omdat de Signe Tillisch in een tijd rijpt, dat er nog weinig appels van goeden smaak rijp zijn; omdat deze appel in den smaak zal vallen van al wie bang zijn voor vrij zure of scherpzure appels, en eindelijk omdat de vrucht een allergunstigsten indruk zal maken op tafel, in den winkel en op de markt; daarbij is 't een vrucht, die terstond in 't oog valt.

Eigenschappen van den boom. De jonge boomen, die wij kennen, groeien goed met min of meer een pyramide-vorm; zij maken mooi, stevig gewas. Dit soort is bij uitstek geschikt voor struikvorm; voor hoog- of halfstam zouden wij hem niet aanraden, omdat de vruchten zoo groot zijn. Hij groeit op wild zoowel als op doucin of paradijs.

Minder goede eigenschappen van den boom zijn ons niet bekend.