Kunstenaars en de Hortus

Kunstenaars, met name schilders van bosstillevens, gebruikten de Amsterdamse Hortus ook voor studie. Zij deden inspiratie op in botanische tuinen voor het tekenen en schilderen van exotische planten.[7] Vanaf 1685 woonde de schilder Elias van den Broeck (W) (1657-1708) in Amsterdam. Hij schilderde bosstillevens met Zuidafrikaanse Aloë's die nog niet eerder waren afgebeeld. Hij gebruikte dus levende exemplaren als voorbeeld, waarschijnlijk die planten die vanuit Kaap de Goede Hoop net waren geïntroduceerd in de Amsterdamse Hortus. Ook Marseus van Schriek en zijn leerling Willem van Aelst(W) (ca. 1626-1683) schilderde nieuw in de Hortus geïntroduceerde planten, zoals de Sneeuwbal. Rachel Ruysch (1664-1750), die les kreeg van Van Aelst, kende de Hortus ongetwijfeld via haar vader. Zij schilderde tevens bosstillevens. Haar vlinders en andere insecten lijken soms uit het rariteitenkabinet van haar vader te komen; alleen de speld ontbreekt.

 

Er is een bosstilleven dat gesigneerd is met Rachel Ruysch, door het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie toegeschreven aan Alida Withoos. Hun schilderijen vertonen dan ook een zekere verwantschap. Alida Withoos maakte rond 1694 dertien botanische tekeningen voor de Amsterdamse Moninckx-atlas. Drie daarvan waren afbeeldingen van Zuid-Afriaanse Aloë's. Otto Marseus van Schriek kende ze waarschijnlijk via haar vader en via Vijverhof van Agnes Block. Vermoedelijk hebben deze kunstenaars van bosstillevens elkaar en elkaars werk gekend. Mogelijk behoorden zij tot een kleine kring van natuurhistorisch geïnteresseerde kunstenaars uit de omgeving van Amsterdam die bij gelegenheid de Hortus bezochten. Opmerkelijk is in ieder geval dat de vier kunstenaars, Jan en Maria Moninckx, Alida Withoos en Johanna Helena Herolt-Graff, die vanaf 1686 tot 1724 werden betaald voor het tekenen van de exotische en zeldzame planten in de Amsterdamse Hortus, alle vier werkzaam waren of waren geweest voor Agnes Block.

leesverder


[7] D.O. Wijnands, D.O., E.J.A. Zevenhuizen & J. Heniger, Een sieraad voor de stad: de Amsterdamse Hortus Botanicus, 1638 - 1993 (1994), p. 14, 23, 57, 94